Welkom te Voormezele

Voormezele, een verborgen parel van de Westhoek en een dorp dat veel te bieden heeft.

GESCHIEDENIS

Reeds in 774 was de parochie vermeld onder de 800 parochies van het Bisdom Terwaan (Terenburg). In 1559 kwam Voormezele onder het Bisdom Ieper, in 1801 onder Bisdom Gent en sedert 1834 onder het Bisdom Brugge.
Op de eerste plaats is Voormezele een oude abdijparochie. Deze abdij werd gesticht in 1068 door Isaac, de Heer van Voormezele. In 1069 werd het goedgekeurd door Drogo, bisschop van Terwaan. Het was een kapittel van wereldlijke kanunniken. Met de Franse revolutie in 1794 werd de abdij verwoest en nooit heropgebouwd. De geestelijken bedienden ook de parochie want de kloosterkerk was tevens parochiekerk.
Tijdens de opgravingen van 1989 tot 1991 vond men grondvesten van de verwoeste abdij terug. Deze vondsten leidden tot de reconstructie van de bouwplannen van de augustijnenabdij gespreid over vier bouwfasen.
Sedert 1977 is Voormezele een deelgemeente van Ieper. Ieder dorp heeft zijn bijnaam. De oudste gekende volksnaam voor Voormezele is deze van “papeters” of “paptelen”. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de ligging van de dorpskom in de laagte tussen de grote rijkswegen.
Het dorp is ook bezaaid met 3160 grafstenen; diepe littekens van de Grote Wereldoorlog 1914-1918. Voor de verwoesting telde het dorp vier mooie en rijke kastelen. Slechts één werd heropgebouwd: het “Elzenwallekasteel”. Al de andere behoren tot het verleden. Een mooie herinnering zoals zoveel waardevolle zaken in de geschiedenis van een dorp.
Toch bewaart met er nog een prachtig kleinood. Iets waarover iedere Voormezelenaar terecht fier is: de relikwie van het H. Bloed.


BEELDENSTORM 1556

Ruim 400 jaar voor Keizer Karel V (1500-1558) er was, ontstond er al roering in de Kerk. Uit onvoldaanheid en ontgoochelingen, uit twijfel en onzekerheden of uit het zien van de levenswijze en het gedrag van paus, bisschoppen en priesters groeiden zogenaamde ketterijen, die afwijkende gedachten verspreidden en het Roomse gezag aantastten.

In de Augustijnerabdij van Voormezele woonden er enkele devote, wijze, aan God gewijde mannen die hun dagen vulden met onder meer gebed, het voorzien van hun levensonderhoud op de eigen hoeve, het overschrijven met de ganzenveer van manuscripten en het uit gaan prediken en onderrichten. Zo werd de oudste school in de Westhoek vanaf 1102 te Dikkebus gesticht en gehouden door de kanunniken van Voormezele.

Het bijbrengen van het katholieke geloof kon enkel via het gesproken woord, de prediking en het persoonlijk onderricht. De priester-predikanten te lande waren zelf weinig gevormd. Seminaries bestonden er niet. De godsdienst die ze predikten moesten ze materialiseren zodat de mensen er een houvast aan hadden. In hun geloof hadden ze dan ook tastbare dingen nodig: heiligen, relikwieën, beelden en daarmee gepaard gaande processies en bedevaarten.

In 1517 waarschuwde Luther, een augustijnermonnik te Wittenberg (Duitsland) herhaalde malen tegen de aflaathandel en de relikwieverering tegen betaling. Het protestantisme van Luther komt mede door de pas uitgevonden boekdrukkunst, al snel naar Vlaanderen overgewaaid. Keizer Karel stuurt er zijn inquisitie op af.

Omstreeks 1530 kwam er een nieuwe ketterse beweging op gang: de wederdopers of anabaptisten. Zij verwierpen elke kerkelijke organisatie, zelfs elke gevestigde maatschappelijke orde. Vanaf 1540 kwam ook het calvinisme de Westhoek binnen. Calvijn verwierp de liturgie en de heiligenbeelden als afgodendienst.

Vanaf 1526 houdt de inquisitie lelijk huis in de Westhoek en Frans-Vlaanderen. In de periode 1559 – 1563 werden er in het Westkwartier (Frans-Vlaanderen en de Westhoek) 625 gereformeerden veroordeeld, waaronder 74 anabaptisten. De brandstapel wordt meermaals aangemaakt op de Ieperse markt.

Door de steeds strengere toepassing van de keizerlijke bevelen en een scherper optreden van de inquisitie, begon vanaf 1543 de emigratie of uitwijking . Veel goede ambachtslieden en heel wat knappe geesten hadden voor altijd onze streek verlaten. Tot in 1561 de eerste hagepreek te Wulvergem (bij Mesen) gehouden werd. Het spel zat toen helemaal op de wagen. De mislukte oogsten en de mindere economische toestand zorgden voor heel wat onzekerheid bij middenstanders en arbeiders.

In de eerste dagen van augustus 1566 zou er op de wijk Sint-Elooi te Voormezele nog een hagepreek gehouden zijn, waar Antoon Algoet een oproep zou gedaan hebben om de volgende zondag massaal naar Ieper te trekken. In Ieper zouden er meer dan 25 000 mensen de bijna drie uur durende preken beluisteren. Op 10 augustus komt in Steenvoorde de beeldenstorm op gang. Een grote groep mannen gewapend met hamers en bijlen trekt aangemoedigd door de hagepredikanten een spoor van vernieling door de Westhoek. Alleen al op 15 augustus 1566 werden er 52 abdijen, kerken of kloosters “gezuiverd”. Daartoe hoorden ook de parochiekerk en de proostdijkerk van Voormezele. De monniken van deze proostdij waren naar Ieper gevlucht, zodat de beeldstormers vrij spel hadden. Dit terwijl de zaalbaljuw, Niklaas Aubyn, sympatizerend stond toe te kijken. De verwoesting was dan ook totaal. Niet alleen de beelden werden vernietigd, maar ook het orgel en het meubilair. Een paar boeren drongen de volgende dagen nog het verwoeste klooster binnen om er te stelen. Een onder hen, Lodewijk Schelewaert, werd op aanklacht van de predikanten zelf, door de baljuw van Belle aangehouden, naar Ieper gebracht en er de volgende dag, 19 augustus, opgehangen.