De eerste vrouwenabdij in Vlaanderen

Pastor Vanhauwaert schreef in zijn boek “Geschiedenis der Relikwie van het Heilig Bloed” (uitg. 1901): ’Dat prinselijk voorbeeld van ’s konings dochter van Frankrijk maakte grooten indruk op het gemoed zoo van Isaäc, heer van Voormezele, als van zijne schoonmoeder, Ermengardis. Zij kregen het gedacht van de prinses na te volgen met ook iets dergelijks op hunne heerlijkheid in te richten.

De bisschop van Terwaan stemde daarmee in en zo werd een vergadering van seculiere kanunniken te Voormezele ingericht. Heer Isaac mocht hun proost kiezen, daarmee werd het een proosdij. De kanunniken konden zich vestigen op het neerhof en de burchtkerk gebruiken als abdijkerk. In 1100 legde de bisschop van Terwaan, Zalige Jan van Waasten, hen de regels van Sint-Augustinus op. Daarmee werden ze reguliere kanunniken net zoals in de abdijen van Ieper, Lo, Eversam(Stavele), Veurne, Waasten en Zonnebeke.
Dankzij de annalen opgetekend in het  Chronicon Vormeselense weten we wanneer en welke bouwwerken er werden uitgevoerd aan onder meer de parochie-/abdijkerk. 
Mede door archeologische opgravingen in 1984 en het opzoekingswerk van Johan Termote en Pol Degeeter kan men in de huidige parochiekerk maquettes bekijken over de verschillende bouwfases van de abdij en haar kerk door de eeuwen heen.

In 1200 bevestigde de toenmalige paus van Rome dat de proosdij van Voormezele niet alleen het patroonschap van Voormezele zelf ontving, maar ook van de kerken van Dikkebus, Zillebeke, Zandvoorde, Elverdinge en Langemark. De proost mocht er de pastoors aanstellen en tienden heffen op al die parochiën.

In 1559 kwam parochie Voormezele terecht in het nieuwe bisdom Ieper. Maar dan kreeg ook Voormezele de Geuzenstorm over zich heen. 

Vanhauwaert schreef:’ De ketters braken de beelden en schilderijen van de parochie- en abdijkerke, zij verbrijzelden den orgel en de autaren; sloegen de deuren en vensters aan stukken en vernielden de zerkstenen en grafschriften … Deze onteering geschiedde in 1566. In 1578 wierd de kerk en het klooster, die een weinig hersteld waren, andermaal door de geuzen uitgeplunderd en verwoest.’

Omtrent de jaren 1620 Nikolaus Charle, proost en pastor van Voormezeele, herstelde de gebouwen van het klooster en herbouwde de kerk uit den grond.’

Abdij en kerk Voormezele volgens A. Sanderus (1641)

Van proosdij tot abdij

In 1667 werd, krachtens een pauselijke bulle, de proostdij verheven tot abdij en de proosten tot abten. De abt mocht nu een mijter opzetten en een staf ter hand nemen.

 Vanhauwaert: ‘De abdij bestond tot het jaar 1794, wanneer zij met de parochiekerk en het kasteel, dat er nevens stond, op den 10n Mei, of, volgens een ander handschrift, op den vrijdag in de paaschweke, in asche gelegd wierd door de fransche republikeinen, die ter zelver tijde het vuur staken in de woningen van de dorpplaats, in de hofsteden en in de huizen staande op het gehucht St-Eloy.’De abdij was voor goed verdwenen. Napoleon zorgde ervoor dat het bisdom Ieper in 1801 werd opgeheven. Parochie Voormezele kwam onder bisdom Gent en vanaf 1834 onder bisdom Brugge terecht.
De parochianen van Voormezele hadden van 1790 tot 1823 pastoor-monnik Franciscus-Antonius-Domincus Calve uit Haringe. Hij zette zijn schouders onder de heropbouw van de kerk. De eerste steen werd, met grote plechtigheid, gelegd op 6 oktober 1807.

Voor 1914

Vanhauwaert: ‘Het was op den 16 September 1811 dat een werkman het bovendeel van den kerktoren met een kruis bekroonde en den weerhaan daarop deed draaien.
De parochiekerk is gebouwd in den stijl der verledene eeuw. Alhoewel zij geen praalstuk is van christene bouwkunst, wordt zij door het volk aanzien als eene der schoonste van den platten lande.’
Pastoor Vanhauwaert beschreef van naald tot draad hoe de kerk er van binnenuit zag en gaf zelfs de afmetingen mee.

De Eerste Wereldoorlog

Kerk Voormezele 1915

Ruim een eeuw later is er de Eerste Wereldoorlog.

Pastoor Octaaf Desmedt schreef in het Liber Memorialis: ‘Ik en Mr. De Burgemeester Prosper Bartier hebben maar kunnen weerkomen in December 1919. Mijne barakken van de Albertfonds in beton armé en vanbinnen in hout was dan gereed, nog niemand anders was erop de plaats. Gelukkig dat ik een “autel portatif” medegebracht had van Vrankrijk, waar ik geheel den oorlog verbleven heb, te Lourdes, als aalmoezenier de Belgische vluchtelingen, voor de Hooge Pyreneën. Ik kon daarmede in mijn bureautje mis doen terwijl de weinige parochianen in de keuken mis hoorden. 
Met Februari waren we reeds met een 70tal – mijn keuken wierd te klein en ik moest mis doen in een barakken geplaatst door H.Decommer, bakker, om zijn hout droge te houden. Eindelijk 1 mei gingen we in ons nieuw kerksken. Van 18 m. lang en 6 en ½ breed, voorheen een Engelsch hospitaal dat het Albertfonds omgegeven heeft. Ik heb 1000 frs gegeven om het schoone te doen schilderen van binnen en waarlijk ’t is een bijoutje.’

Vergoeding van oorlogsschade

Voormezele oktober 1921 Kerk, pastorij en Klooster

In september 1920 stelt pastoor O. Desmedt, handelend in de hoedanigheid van voorzitter van de Kerkfabriek zijn “Aanvraag tot Vaststelling en Raming van Schade aan de Kerk van VOORMEZEELE” op om vergoeding van oorlogsschade te ontvangen.

Op het twaalf bladzijden uitgetypte document kwam hij aan een totaalbedrag van
168 851,00 franks. (In 1920 was het uurloon van een metser in Brussel 2,25 fr., net genoeg om twee huishoudbroden te kopen.)

Op 1 juli 1921 werd de ingenieur-architect Jules Coomans, die werkzaam was als stadsarchitect in Ieper (1895 – 1931), aangeduid om de plannen van de kerk en de pastorie te ontwerpen. Jules Coomans was de overgrootvader van Anne Bulcke, echtgenote Paul Breyne. 

De aanbesteding voor 660.000Fr. gebeurde op 29 december 1922 aan de aannemers uit Oost-Vlaanderen Battiau en Vanovermeiren.

In maart 1923 begon de wederopbouw van de kerk. In mei mocht pastoor Desmedt in aanwezigheid van de voorzitter van de Kerkfabriek en de burgemeester de eerste steen inmetselen. Op 23 december 1924 verliet men de kerk-barak om naar de nieuwe kerk over te gaan die ingewijd werd door de deken. De pastoor, Alfons DeLeu, droeg de plechtige mis op, samen met zijn broer H. DeLeu (onderpastoor in Avelgem) en Achiel Vanwalleghem, pastoor in Dikkebus.

Viering van 100 jaar wederopbouw

terug